Herman van Veen zong er al over: ‘Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast’. Maar hoe is die grote haast om te zetten naar daadwerkelijke versnelling van de verduurzaming, woningbouw en energietransitie? We hebben de Crisis- en herstelwet (Chw), maar is dat genoeg?
De Chw stamt uit 2010. Het was hét crisisinstrument tot versnelling van ruimtelijke en infrastructurele bouwprojecten. Via ‘experimenten’ kon worden afgeweken van bestaande wet- en regelgeving: weg-investeren uit de crisis! De wet was bedoeld als tijdelijk. Een oplettende parlementariër onderkende al direct de on-tijdelijkheid en bepleitte een andere naam: Versnellingswet. Het kwam er niet van. Wel kreeg de Chw in 2014 een permanente plek in het bestuursrecht. En inhoudelijk kreeg deze aansluiting bij de nieuwe Omgevingswet en het daarin opgenomen instrumentarium: gereed voor toepassing!
Ondanks de meerwaarde van de Chw voor woningbouwopgaven, bleken in de loop der tijd procedurele en inhoudelijke tekortkomingen. In 2018 was dat reden voor een ontwerp-Transitiewet: de Chw in een moderner jasje. De experimenteermogelijkheden werden verruimd mede om spanningen op de woningmarkt weg te kunnen nemen en duurzame ontwikkelingen te versnellen. Dit alles binnen het raamwerk van de Omgevingswet, immers spoedig inwerkingtredend! Er werd dringend verzocht de Transitiewet alvast in 2019 in te voeren. Het kwam er niet van. En moeten we het tot heden nog steeds doen met die oude Chw. Dit onverminderd de verschoven noodzaak van het opvangen van de gevolgen van de crisis in 2010 naar het anno 2022 versnellen en verdichten van procedures vanwege diverse crises (meervoud!). De ontwerp-Transitiewet, wachtend op de Omgevingswet, licht ondertussen in een bureaula te verstoffen.
Met voorbijgaan aan de Rijkscoördinatieregeling (alleen voor coördinatie en alleen voor energieprojecten van nationaal belang) en de vele nationale programma’s (relevant voor beleidsthema’s maar in zichzelf geen sturende wetgeving) dringt zich een conclusie op. Namelijk dat Nederland een passende Versnellingswet hard nodig heeft maar dat de Versnellingswet zelf ook wel wat versnelling kan gebruiken!
Mr Ewald L.J. van Hal
Directeur vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek, namens NVTB