Het Besluit energieprestatie gebouwen stelt bij verkoop of verhuur van gebouwen een energielabel verplicht, vastgesteld door een erkend deskundige. Dat vaststellen is een belangrijke beslissing. Zo geldt een energielabel 10 jaar en geeft het indicatie van comfort en energieverbruik van het gebouw. Daarmee heeft het label ook een belangrijke economische waarde. Alle reden voor een goede rechtsbescherming tegen een foutief energielabel maar, is die wel goed?
Juridisch ligt aan het vaststellen van een energielabel een opdrachtovereenkomst ten grondslag. Deze moet goed worden nagekomen en een klacht moet daarom eerst aan de energielabeldeskundige worden voorgelegd. Denk aan een onjuiste beoordeling van documenten of een verkeerde toepassing van het rekenmodel. Komen labeldeskundige en labelplichtige er niet uit, dan kan bijvoorbeeld samen naar de Geschillencommissie Energielabel worden gestapt. Dat moet wel zijn afgesproken, anders mist de Geschillenregeling Energielabel toepassing en is de Geschillencommissie onbevoegd. Deze commissie oordeelt bij bindend advies, een in vaktechnische kwesties gebruikelijke vorm van buitengerechtelijke geschilbeslechting. Is de Geschillenregeling Energielabel, of andere klachtregeling, niet van toepassing (verklaard) dan moet het geschil rechtstreeks aan de burgerlijke overheidsrechter worden voorgelegd.
Vraag is of deze burgerrechtelijke afhandeling van labelgeschillen wel passend is. Het energielabel is immers wettelijk geregeld, de overheid bepaalt het rekenmodel, RVO stelt eisen aan de vakbekwaamheid van de erkend labeldeskundige en stelt bovendien het label beschikbaar. De overheid zit dus zwaar in de energielabel-regeling, ook al is de uitvoering bij marktpartijen.
Dat het anders kan leert de regeling voor APK-geschillen. Net als het energielabel is ook de APK-keuring van auto’s wettelijk geregeld, in uitvoering bij RDW-erkende garagebedrijven en vindt deze plaats op grond van een overeenkomst met deze garagehouder. Juridisch is het APK-besluit van de garagehouder echter een besluit van de overheid waartegen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter open staat. Dit biedt inspiratie voor de rechtsbescherming tegen foutieve energielabels. De stelling is daarom: rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van labelgerechtigden is, mede gezien het toenemend (financieel) belang van energielabels voor gebouwen, meer gediend met bezwaar en beroep bij de bestuursrechter dan met de nu bestaande lappendeken aan burgerrechtelijke mogelijkheden.
Lees de column op de website van Cobouw.