Het woord kwaliteit kent meerdere betekenissen zoals die van hoedanigheid. Juridisch is hoofdregel dat het hebben van een bepaalde hoedanigheid niet leidt tot het ontstaan van contractuele rechten of plichten. Zo is juridische onzin: "U bent lid van de bewonersvereniging, omdat u in onze straat woont en onze statuten dat bepalen". Net als andere overeenkomsten is ook een lidmaatschapsovereenkomst gebaseerd op een aanbod en vrije aanvaarding daarvan (6:217) BW. Statuten brengen daarin geen verandering. Deze regelen de interne orde van een vereniging en gebondenheid daaraan is gevolg, geen oorzaak van een lidmaatschapsovereenkomst.
Eigenlijk bepaalt alleen de wet of een hoedanigheid tot rechten of plichten leidt. Zo is iedere appartementseigenaar ''van rechtswege'' lid van de VEV (art. 5:125 BW) . De kwaliteit van het zijn van appartementsgerechtigde is bepalend voor het ontstaan van die relatie. Verder kent de wet een afzonderlijke regeling voor de kwalitatieve verplichting. Die ontstaat weliswaar uit een overeenkomst, maar moet betrekking hebben op een door overdracht, verjaring of onteigening verworven registergoed en strekken tot iets te dulden of niet te doen (art. 6:252 BW). Bovendien moet die afspraak notarieel vastliggen en in de openbare registers worden gepubliceerd zodat iedereen de verplichting kan kennen. Nieuwe rechthebbenden op dat registergoed zijn daarmee aan de verplichting gebonden.
Wordt een kwalitatieve verplichting tot ''doen'' gewenst dan komt enkel het kettingbeding in aanmerking. Dit kettingbeding volgt echter weer het algemene leerstuk van aanbod en vrije aanvaarding. Een erfdienstbaarheid (om te dulden of na te laten) kan eveneens een kwalitatieve plicht opleveren. Dat is als zakelijk (absoluut) recht echter van geheel andere orde dan de obligatoire verplichting.
Kortom: het zijn van louter straatbewoner of huiseigenaar betekent niet automatisch contractuele gebondenheid aan wat ook. Fijn om te weten als een (contributie-)factuur verschijnt!
Lees de column op de site van Cobouw